Statut juridique
Ingeschreven op de wettelijke inventaris op
ID
Soort
Het park werd in 1911 aangelegd en kreeg de naam 'Park van Anderlecht'. Pas in 1935, na de dood van koningin Astrid, werd het park ter nagedachtenis van de koningin omgedoopt tot Astridpark. Het ontwerp voor de inrichting van landschapselementen van het Astridpark is het werk van landschapsarchitect Jules Buyssens en dateert van 1926.
De hoofdingang bevindt zich aan het Meerplein. Het is ook toegankelijk via de Théo Verbeecklaan, het De Lindeplein, via de ingangen halfweg in de Koning-Soldaatlaan en op de hoek van de Ysayelaan met de Koning-Soldaatlaan. De sportieve infrastructuur die eigendom is van de Royal Sporting Club Anderlecht (RSCA) ligt in het noorden van het huidige park, aan de kant van de Théo Verbeecklaan.
Oorspronkelijk was deze groene ruimte het decor van
een landhuis dat in 1873 werd gebouwd op een perceel van ongeveer 2,7 ha.
Het was eigendom van de echtgenoten Edmond Ruelens-Lefèvre, industriëlen die
zich in Cureghem hadden gevestigd. Het eigendom omvatte
een Palladiaans geïnspireerd herenhuis, een conciërgewoning, stallen, een
oranjerie, een serre en een kapel. De gemeente Anderlecht verwierf het in 1906. In 1907
keurde de gemeenteraad de aanleg goed van een grote openbare tuin in het kader
van de inrichting van het Meerplein. Vanaf 1908
werden aanpalende percelen aan de parkoppervlakte toegevoegd, zodat het park in
1928 bijna 15 ha groot was. De aanleg van het park in de buurt van het Meerplein
heeft in Anderlecht stedenbouwkundig gesproken een aanzienlijke rol gespeeld. Op het einde van de jaren 1920 hebben zich vanaf het park residentiële
huizenblokken ontwikkeld en hebben mooie woningen zich aan de rand van deze
landschapsruimte gevestigd.
De landelijke woning van de familie Ruelens-Lefèvre doorstaat verschillende fases: eind oktober 1911 huurt de gemeente het gebouw om er een 'café-restaurant van het park' in onder te brengen, beter bekend als 'Melkerij'. De Melkerij krijgt echter verschillende bestemmingen: de verdiepingen en de dakverdieping herbergen jarenlang de boswachter en zijn familie; de andere ruimten vormen het decor voor allerlei feesten, concerten en vergaderingen. In het begin van de jaren 1930 herbergen de lokalen klassen, nu eens van de provinciale tuinbouwschool, dan weer van de middelbare school. Na de Tweede Wereldoorlog worden kamers op de benedenverdieping toegewezen aan de dienst Openbare Werken en aan de dienst Aanplantingen. Op 15 mei 1952 beslist de gemeenteraad om er een 'Huis der Kunstenaars' op te richten, met het oog op de organisatie van uiteenlopende evenementen. Maar hieraan komt officieel op 1 juni 1972 een eind en het voormalige landhuis zal in 1986 worden afgebroken als gevolg van de uitbreidingswerken van de RSCA.
Sporting Anderlecht is in het park gevestigd sedert
1914, op een terrein van zowat 1,5 ha dat de gemeenteraad ter beschikking
had gesteld van de club. In 1920 en in
1946 vinden werken plaats voor de uitbreiding van de installaties. In de jaren
1980 en 1990 wordt de sportinfrastructuur in verschillende fasen
gemoderniseerd.
Wat lager dan de huidige talud van de
Koning-Soldaatlaan werd kort na de Eerste Wereldoorlog een vijver gegraven van
52 are en tot 2,30 m diep. Voordien lag hier een moeras. De vijver
wordt voor verschillende bronnen gevoed.
In 1926 werd landschapsarchitect en landbouwkundige
Jules Buyssens (1872-1858), verantwoordelijke van de dienst Aanplantingen,
belast met het ontwerp van de uitbreiding van het park met ongeveer 15 ha.
De uitvoeringswerken van het ontwerp van Buyssens werden toevertrouwd aan de
dienst Aanplantingen en verliepen in zeer moeilijke financiële omstandigheden.
Ze zouden 20 jaar in beslag nemen (1928-1948).
Buyssens heeft zich op twee stukken van het park
toegespitst: de hoek van de Koning-Soldatlaan en de Bertauxlaan (waar zich nu
het Atheneum Théo Lambert, de
watervalletjes met hun omkadering en het Meerplein bevinden) evenals het meer
en het hele gebied dat er vlak naast bovenuitsteekt. Het algemene tracé van het ontwerp van Buyssens is nog
steeds heel goed zichtbaar in het park: opvallend zijn de ronde lijnen van
paadjes en grasperken, de niveauverschillen en golvingen in het terrein en de
open zichten en brede perspectieven. Buyssens heeft slechts zeer weinig gewijzigd aan het
reliëf van het park, dat op sommige plaatsen erg heuvelachtig is. Hij heeft het reliëf gebruikt, met zijn vele valleitjes en de vijver op
het diepste punt. Deze elementen hebben hem aangespoord om voor vele
neerwaartse uitzichten te zorgen op de vijver, het eiland en de begroeiing aan
het water. De fontein, die in het breedste stuk van de vijver
stond, werkt niet meer. Op het hoogste punt van het heuveltje staat een
uitzichtpunt. Je ziet er de vijver en het hele park. Vroeger stonden er op het uitzichtpunt bloemperken. Vandaag is er geen
begroeiing weer. Op een deel van het grote grasveld voor de parkheuvel
werd een speelterrein aangelegd. Een deel van
het pad langsheen de onderkant van dit grasveld werd bestemd voor autopedspelen.
Van oost naar west loopt een holle weg dwars doorheen het park. Buyssens heeft voor de aanleg hiervan de oude, kleine Busselenbergstraat gebruikt. Twee metalen omheiningen boven en onder op het talud scheiden deze weg van de sportinfrastructuur van RSCA. Op het bovenste deel van het talud werd langsheen het pad een meidoornhaag geplant. Er ligt ook rotspuin, waarop een uitzichtpunt werd gebouwd dat door middel van een ijzeren slagboom wordt afgebakend. Trappen aan beide kanten van de belvedère bieden toegang tot de holle weg. Andere treden voeren de helling op, in de richting van de middelste belvedère, aan de andere kant van het pad.
De plantensamenstelling in het park is zeer gevarieerd. Buyssens heeft verschillende soorten bomen en struiken gebruikt. Hij heeft ze op brede grasvelden geschikt, zodat ze tegelijk wisselende zichten creëren en als buffer dienstdoen. Verschillende massieven versieren het pad dat zich in bochten door het park slingert, terwijl de indrukwekkende sportinfrastructuur van het complex van RSCA van de rest wordt geïsoleerd, zowel door een 'buffer'aanplanting van grote bomen als door de topografische verschillen. Sommige van de bomen in het park zijn afkomstig van het oude eigendom Ruelens, andere werden door Buyssens gekozen voor hun decoratieve waarde of omdat ze deel uitmaken van een zelden aangeplant taxon. Sommige zijn, gelet op hun grootte en leeftijd, uitgegroeid tot opmerkelijke specimens. In het Astridpark komen opmerkelijke boomsoorten voor, maar ook talrijke groepen inheemse bomen met vooral beuk, eik, esdoorn, berk en haagbeuk. Verder staan er meerdere groepjes van verschillende soorten coniferen, variëteiten van de atlasceder en van de libanonceder, de Californische cipres, de Japanse dwergcipres, de spar, de zwarte den en de gewone taxus. In de bosjes staat kornoelje, zuurbes, ligusterheg, laurierkers, sneeuwbal, kamperfoelie, vlier en de onvermijdelijke sneeuwbes.
Destijds bevonden zich in het Astridpark een zestal
waardevolle beelden. Ze waren voornamelijk gegroepeerd rond het Atheneum Théo
Lambert en het Meerplein. Verschillende
werken van beeldhouwer Maurice de Korte, die vanaf 1933 in het Astridpark
werden geplaatst, zijn vandaag verdwenen als gevolg van vandalisme. Van de bronzen beelden is geen enkel overgebleven. Er staat enkel nog een stenen buste van 1946, links van het stadion, aan
de ingang van het park kant De Lindeplein: een zittende vrouw op een bakstenen zuil, met een bos bloemen in haar
rechterhand.
Bij de hoofdingang van het park, aan het Meerplein,
wordt het parkontwerp afgewerkt met een rechthoekige structuur met
watervalletjes. Deze met hardsteen beklede cementen structuur dateert van 1958
en verwijst naar de ingang van Expo 58. De watervalletjes van het
Astridpark bestaan uit vier groepen van telkens twee trapsgewijs geplaatste
bekkens, en zijn voorzien van een pompgenerator met een debiet van
240 kubieke meter per uur in gesloten circuit, met automatische
compensatie van het verlies door verdamping. De bekkens worden verlicht door
onderwaterbuizen en de bloemperken door middel van 'paddestoelen'.
Aan de ingang kant Meerplein staat de naam van het park op het ijzeren hek, dat een werk is van de gebroeders Ribaut in Ukkel. Zij hebben het ijzerwerk van het portaal gemaakt en geplaatst.
De paadjes aan beide kanten van de hoofdas werden in 1933 met een dunne laag dolomiet bedekt.
Het parkmeubilair omvat een honderdtal banken in pitchpine latten, verfraaid met gietijzeren poten, die in juli-augustus 1932 langs de paden werden geschikt. In 1938 werden elektrische lampen geplaatst.
Het park wordt omheind door liguster die onderaan door een gemetst muurtje wordt beschermd.
De struiken werden eind 1928 aangeplant, zodra de grondwerken waren beëindigd.
Sommige parkingangen werden tijdens de laatste aanpassingswerken – die voornamelijk het gebied betroffen in de buurt van de Koning-Soldaatlaan – in de jaren 2000 gebetonneerd. Op de hoek van de Koning-Soldaatlaan met de Ysayelaan werd een ronde structuur gebouwd, bekleed met houten latten. Twee betonnen zijtrappen bieden toegang tot de Eugène Ysayelaan, die hoger ligt.
De hoofdingang van het park komt uit op een rotonde
met een diameter van 100 m vanwaar belangrijke verkeersassen vertrekken. Het Meerplein werd opgevat als een square en vervolledigt de compositie
van Buyssens. De centrale gang op het plein bood een mooi uitzicht
op de hoofdingang en was met bloemperken verfraaid. Sedert haar aanleg heeft deze ruimte verschillende ingrepen ondergaan.