ID
Soort
De tuinen van het Erasmushuis vormen thans een ommuurd geheel dat kan worden opgesplitst in drie delen:
- de binnenplaats (die op de de Formanoirstraat uitgeeft), waarlangs het museum toegankelijk is;
- de kruidentuin (of de tuin der ziekten) die door René Pechère werd aangelegd (1987);
- de filosofische tuin die door Benoît Fondu werd ingericht (2000).
Ze vormen een groene beschutting voor het Erasmushuis, dat dateert van de 15e-16e eeuw en bij Koninklijk Besluit van 25 oktober 1938 werd beschermd als monument.
Het gebouw was aanvankelijke een verblijfplaats voor de kanunniken van de collegiale Sint-Pieter-en-Sint-Guidokerk. In de loop van de jaren 1930 werd het huis verbouwd tot Museum voor Kunst en Geschiedenis van Anderlecht, dat vervolgens stelselmatig aan de leven en werk van Erasmus zou worden gewijd.
De binnenplaats is toegankelijk via een portaal in natuursteen uitgerust met een dubbele houten poort. In het midden van deze binnenplaats, die met twee soorten stenen werd aangelegd, staan doopvonten. De huidige aanblik is het resultaat van een plan dat landschapsarchitect René Pechère in 1987 ontwierp.
De kruidentuin of de tuin der ziekten:
René Pechère stond (in samenwerking met Alexandre Vanautgaerden, Georges Mees en Jacques Jauniaux) in voor de tuin. Hij maakte er een "botanisch portret van Erasmus" van en haalde hiervoor zijn inspiratie uit twee bronnen: enerzijds een schilderij (de achtergrond van het schilderij “De gerechtigheid van keizer Otto" van Dirk Bouts) en anderzijds een tekst ("Het religieus banket", geschreven door Erasmus in 1521-1522, toen de humanist in het huis verbleef).
De tuin, gebaseerd op de middeleeuwse omsloten tuin, bestaat uit een fontein en vijftien vierkante perken met aromatische en sierplanten die met Erasmus en de tijd waarin hij leefde, worden geassocieerd. De soorten werden met de hulp van Marianne Foerster gekozen, vertrekkende van het werk “Het Cruydt-Boeck” van Rembert Dodoens van 1554.
Alles wordt omzoomd door een lage eikenhouten omheining. Ten zuiden en ten oosten bakent een bakstenen muur met acht korfboogopeningen en een poort de tuin af. In het westen van de kruidentuin vinden we een pergola die op de filosofische tuin uitkijkt en waartegen rozen groeien.
De filosofische tuin:
De filosofische tuin is groter dan de kruidentuin. Her en der vinden we er beeldhouwwerken van diverse periodes evenals hedendaagse installaties. Oorspronkelijk werd deze ruimte in 1932 aangelegd door Charles Van Elst. In 2000 zorgde landschapsarchitect Benoît Fondu er samen met Alexandre Vanautgaerden en Georges Mees voor dat de tuin opnieuw werd aangelegd. Fondu spiegelt de tuin aan het project van René Pechère en haalt er dezelfde tekstuele inspiratiebron bij ("Het religieus banket") teneinde zijn botanische werk voort te zetten. Hij verspreidt bladvormige perken over de tuin waarin telkens planten groeien die typisch zijn voor de landschappen die de humanist tijdens zijn reizen tegenkwam. Om de structuur van de filosofische tuin te verrijken, werden vier erkende kunstenaars van wie de kunstwerken verbonden zijn aan de natuur ingezet om voor het museum een uniek werk te creëren. Het gaat om Marie-Jo Lafontaine ("Les Larmes du Ciel", een werk dat uit 7 vijvers van verschillende afmetingen bestaat), Catherine Beaugrand ("Loci 1 & 2"), Perejaume ("Cambra") en Bob Verschueren ("De levensvulkaan").
De landschapssamenstelling wordt mee bepaald door de talrijke bomen: kerspruim, Noorse esdoorn, gewone esdoorn, els, berk, haagbeuk, meidoorn, hazelaar, kweepeerboom, es, kersenboom, gewone vogelkers, rode eik. Een aantal bomen zijn opmerkelijk te noemen: een rode beuk, een esdoornbladige plataan en een es.
De ommuring:
De muur rond de tuin draagt bij tot het middeleeuwse karakter van het Erasmushuis door de buitenwereld af te schermen.
De poort aan de hoofdingang geeft uit op de de Formanoirstraat. Deze wordt gevormd door de boog van de voormalige "Cité Swinnen" die in 1931 aan het museum werd geschonken.
Het oudste deel van de muur bevindt zich op het niveau van het inkomportaal en zou dateren van 1515. Het overgrote deel van de muren werd gebouwd in de periode dat het museum werd opgericht (1931-1932), tevens de periode waarin de gemeente het zuidelijk gelegen terrein van ongeveer 640 m² kocht en waar vandaag de filosofische tuin kan worden bezocht.