ID
Urban : 66
Soort
Dit domein met zijn vele bomen, waar de Woluwebeek doorheen loopt, bevat meerdere gebouwen: het kasteel, de priorij, de oranjerie, het ingangspaviljoen en het Noorse chalet. Ze werden tussen 1904 en 1917 ingericht, gerestaureerd of herbouwd door bankier Charles Dietrich, en in 1930 geschonken aan de Koninklijke Schenking. Na de Tweede Wereldoorlog werd Hertoginnedal het trefpunt voor talrijke internationale politieke bijeenkomsten in het kader van de Europese Gemeenschap en Euratom. Ook nu nog vinden er vergaderingen van de regering plaats.
De oude dominicanenpriorij werd in 1262 gesticht door hertogin Aleidis van Brabant. Ze besloeg een groot deel van het huidige domein evenals het huizenblok gevormd door de Oude Molenstraat, de Hertoginnelaan en de Wahalaan. Van de oorspronkelijke gebouwen zijn – in verbouwde toestand – alleen een deel van de bijgebouwen (de priorij), de muur en de woning van de prior (kasteel) bewaard. Diverse werken op het domein en in de vijvers hebben belangrijke archeologische getuigenissen opgeleverd. De zuidelijke vleugel van het kasteel is het enige belangrijke architecturale overblijfsel van de vroegere priorij. Dit zandstenen hoofdgebouw in Lodewijk XVI-stijl, dat uit de tweede helft van de 18de eeuw dateert, is misschien ontworpen door architect Laurent-Benoît Dewez. In hun geheel zijn de gebouwen echter kenmerkend voor de eclectische bouwstijl van het begin van de 20ste eeuw en het hergebruik van vormen uit het verleden door Charles Dietrich die zijn naam aan de geschiedenis van het domein wou verbinden. Het kasteel dat tussen 1904 en 1907 heringericht en vergroot werd door architect Edmond de Vigne, heeft kamers in de meest uiteenlopende stijlen: Hollands, gotisch, renaissance of Lodewijk XVI. Tal van kunstenaars en ambachtslui werkten mee aan de weelderige en verzorgde decoratie. In 1915 kreeg Albert Roosenboom opdracht de vroegere bijgebouwen, die voor de landbouw dienden, te herbouwen. Het zeer schilderachtige geheel, verfraaid met een halfcirkelvormige galerij en klokkentorentjes, verwijst naar de kloosterorigine van het domein. Bekend als de Priorij is dit gebouw eerder een vrije interpretatie in neo-renaissancestijl dan een echte reconstructie.
In dezelfde periode bouwde Roosenboom ook het ingangspaviljoen en de oranjerie in neoclassicistische stijl, evenals meerdere toegangsdeuren en afsluitingen.
Het Noorse chalet, ten slotte, integreert zich door zijn natuurlijke stijl goed met de andere gebouwen, hoewel het met het verleden van het domein niets te maken heeft. In 1906 liet Dietrich, die ook vice-consul van Noorwegen was, op een heuveltje dat uitkijkt over de vijver dit kleine houten huis bouwen, afkomstig van de Wereldtentoonstelling in Oslo. Dit voorbeeld van traditionele Scandinavische architectuur is ook representatief voor de paviljoengebouwen op de grote tentoonstellingen in het begin van de 20ste eeuw.
De oude dominicanenpriorij werd in 1262 gesticht door hertogin Aleidis van Brabant. Ze besloeg een groot deel van het huidige domein evenals het huizenblok gevormd door de Oude Molenstraat, de Hertoginnelaan en de Wahalaan. Van de oorspronkelijke gebouwen zijn – in verbouwde toestand – alleen een deel van de bijgebouwen (de priorij), de muur en de woning van de prior (kasteel) bewaard. Diverse werken op het domein en in de vijvers hebben belangrijke archeologische getuigenissen opgeleverd. De zuidelijke vleugel van het kasteel is het enige belangrijke architecturale overblijfsel van de vroegere priorij. Dit zandstenen hoofdgebouw in Lodewijk XVI-stijl, dat uit de tweede helft van de 18de eeuw dateert, is misschien ontworpen door architect Laurent-Benoît Dewez. In hun geheel zijn de gebouwen echter kenmerkend voor de eclectische bouwstijl van het begin van de 20ste eeuw en het hergebruik van vormen uit het verleden door Charles Dietrich die zijn naam aan de geschiedenis van het domein wou verbinden. Het kasteel dat tussen 1904 en 1907 heringericht en vergroot werd door architect Edmond de Vigne, heeft kamers in de meest uiteenlopende stijlen: Hollands, gotisch, renaissance of Lodewijk XVI. Tal van kunstenaars en ambachtslui werkten mee aan de weelderige en verzorgde decoratie. In 1915 kreeg Albert Roosenboom opdracht de vroegere bijgebouwen, die voor de landbouw dienden, te herbouwen. Het zeer schilderachtige geheel, verfraaid met een halfcirkelvormige galerij en klokkentorentjes, verwijst naar de kloosterorigine van het domein. Bekend als de Priorij is dit gebouw eerder een vrije interpretatie in neo-renaissancestijl dan een echte reconstructie.
In dezelfde periode bouwde Roosenboom ook het ingangspaviljoen en de oranjerie in neoclassicistische stijl, evenals meerdere toegangsdeuren en afsluitingen.
Het Noorse chalet, ten slotte, integreert zich door zijn natuurlijke stijl goed met de andere gebouwen, hoewel het met het verleden van het domein niets te maken heeft. In 1906 liet Dietrich, die ook vice-consul van Noorwegen was, op een heuveltje dat uitkijkt over de vijver dit kleine houten huis bouwen, afkomstig van de Wereldtentoonstelling in Oslo. Dit voorbeeld van traditionele Scandinavische architectuur is ook representatief voor de paviljoengebouwen op de grote tentoonstellingen in het begin van de 20ste eeuw.