ID
Soort
Het Zoniënwoud heeft een totale oppervlakte van 4.361 hectaren, waarvan 1.654 ha gelegen zijn op Brussels grondgebied. Het is steeds een belangrijk landschapselement geweest van de Brusselse omgeving. Het is een overblijfsel van het oude kolenbranderswoud. Dat het woud behouden bleef heeft minder te maken met de onmacht van de mens het bos te rooien, dan met de prinselijke wil een bebost gebied te vrijwaren, aan de poorten van de stad. In de XVIIIde eeuw was het een domeimvoud, eigendom van de Graaf van Brabant. Daardoor heeft het koninklijk hof er ook vandaag nog een schitterend jacht- en wandelgebied. Telkens als het graafschap Brabant onder een andere voogdij terechtkomt, krijgt het Zoniënwoud een andere eigenaar.
Het behoort achtereenvolgens toe aan de hertogen van Lothier, de hertogen van Brabant, de hertogen van Bour gondië, de Habsburgers, het Oostenrijkse keizerrijk, de France Staat, Willem I van Oranje-Nassau, en vervolgens aan de « Generale Maatschappij ter begunstiging van de Nationale Industrie ». In 1843 komt het opnieuw in het bezit van de Belgische Staat en in september 1991 wordt het uiteindelijk eigendom van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest. Het bosgebied, dat zwaar aangetast was tussen het einde van de XVIde en XVIIde eeuw, werd onder het Oostenrijks regime hersteld volgens het algemeen plan van aanleg van Joachim Zinner, die tot directeur van de Aanplantingen van het Zoniënwoud werd benoemd. Hij veranderde het woud in een haast zuiver beukenwoud terwijl het oorspronkelijk om een gemengd woud ging waarin ook gesteelde eiken voorkwamen. Het bosgebied werd andermaal aangetast en beschadigd onder het France regime.
Een wet van 26 augustus 1822 wees het Zoniënwoud toe aan de Koning der Nederlanden. Deze stond het onmiddellijk af aan de ambitieuze « Generale Maatschappij », ter begunstiging van de « Nationale Industrie ». Hoewel de Maatschappij tot in 1830 eerder een conservatieve politiek met haar goederen voerde, besliste ze het jaar nadien, onder druk van talrijke zakenlieden, een stuk van het woud te verkopen Zo gaan tussen 1831 en 1843, het jaar waarin het aan de Belgische staat werd afgestaan, 7.000 ha verloren. Alle grote groengebieden in de omgeving van het woud, die tot vandaag zijn blijven bestaan, voornamelijk te Ukkel, Watermaal-Bosvoorde, Oudergem en Sint-Pieters-Woluwe, danken hun bestaan aan de verkoop van het domeinwoud door de Generale Maatschappij. Het beheer van het woud is sindsdien toevertrouwd aan Waters en Bossen.
Die instelling begon met die een lang werk van behoud en herstelling. Ook na 1843 werd het woud echter nog aangetast. Dat gebeurde door het afstaan van 120 ha aan de Stad Brussel (Ter Kamerenbos) in 1861, door de aanleg van de spoorlijn van Luxemburg, door de boues van de renbaan van Bosvoorde, en niet zo lang geleden door de aanleg van de zuidelijke ring van Brussel. Het bosgebied werd evenwel in 1911 vergroot met de aankoop door de staat van het Roklooster te Oudergem. Sinds zijn bescherming op 2 december 1959 en zijn inschrijving als groene zone in het plan van aanleg van 1979 is het Zoniënwoud beter beschermd.