Denominaties
Franse naam : Marronnier commun
Engelse naam : Common Horse Chestnut
Duitse naam : Gemeine Roßkastanie
Geslacht
Aesculus
Algemene informatie
Frequentie in deze inventaris : 339
Deze soort is het meest vertegenwoordigd in de inventaris.
De rangschikking van de frequentie van de soorten raadplegen :
XLSX (Excel 2007) - XLS (Excel 1997-2003)
Afkomst
De witte paardenkastanje, verkeerdelijk ook Indische kastanje genoemd, is afkomstig uit de Balkan (Albanië, Bulgarije, Noord-Griekenland) en Klein-Azië (het huidige Anatolië). Het was de arts Guilhelmus Quackelbeen (1527-1561) die de boom in 1557 uit Turkije naar Wenen meebracht, van waaruit hij zich over West-Europa verspreidde.
Beschrijving
De witte paardenkastanje is een grote sierboom die meer dan 30 m hoog kan worden en die in alleenstaande positie een brede eivormige of ronde kruin ontwikkelt met een sterk vertakt netwerk van dikke en gebogen takken die meestal een kandelaarvormige structuur vormen.
De roodbruine schors barst in de lengterichting van de stam wanneer de boom ouder wordt en schilfert af in kleine plakken.
De witte bloemen met roze en gele spikkels staan gegroepeerd op een centrale steel met zijstelen (thyrsus) in de vorm van een pyramide.
De vrucht is een leerachtige ronde en stekelige bolster, die langs drie spleten opengaat en slechts één bruinglanzende noot bevat die aan zijn basis een cirkelvormig matwit litteken draagt : de kastanje. Deze noot is niet eetbaar zoals bij de tamme kastanje vanwege een zeer uitgesproken bittere smaak en een lichte toxiciteit. De etymologie van de Latijnse naam verwijst trouwens naar deze bitterheid : Aesculus was de Latijnse naam van een eik met eetbare eikels; hippocastanum bevat de woorden paard (hippos) en kastanje (kastanon) want de paardenkastanje lijkt in kleine hoeveelheden geschikt voor paarden. Ook de in het Engels gebruikelijke naam voor de paardenkastanje, "horsechestnut", verwijst hiernaar. De vruchten van de andere kastanjesoorten zijn glad, met uitzondering van de hybridogene soort, de roodbloemige kastanje (Aesculus carnea).
Snoei
De witte paardenkastanje verdraagt een matige snoei voor zover de veroorzaakte wonden niet te groot zijn. Zijn vermogen om littekenweefsel te vormen is goed maar zijn hout rot zeer snel. Als gevolg daarvan zal een wonde met een diameter van meer dan 5 cm in de meeste gevallen naar een holte evolueren. Het is dus sterk aangeraden om alleen twijgen, jonge uitlopers, waterloten en kleine takken (< 5 cm diameter) te snoeien. Bij overdreven snoei (te sterke aftopping van de kruin) ondergaat de boom een grote fysiologische stress die zich uit in het verschijnen van talrijke uitlopers en waterloten. Dit schaadt ook de esthetiek van de boom.
Gebruiken
De witte paardenkastanje wordt veel aangeplant als sierboom en in rijen. In Brussel is hij opvallend meer langs de openbare weg aanwezig dan in andere Europese steden dankzij koning Leopold II die een voorliefde had voor deze soort om er de grote lanen mee te verfraaien die hij tijdens zijn bewind liet aanleggen zoals de Tervurenlaan of de huidige Winston Churchilllaan. De bladeren en bloemen verschijnen vanaf april en zijn majestueuze voorkomen en dicht gebladerte maken er een boom van eerste orde van, zeer geschikt om monumentale decors te vormen, vooral bij aanplantingen in rijen. Zijn hout is wit, melkachtig, met zijdeachtig uitzicht, zeer homogeen, zeer licht en zacht, gemakkelijk te bewerken maar weinig duurzaam. Het brandt slecht. Het wordt vooral gebruikt bij het brandschilderen. De kastanje bevat zetmeel, saponines (aescine) en glucosiden die de vrucht toxisch maken (esculine, fraxine). De aescine (of escine) bezit geneeskrachtige eigenschappen (ontstekingwerend en vaatvernauwend) terwijl de esculine gebruikt wordt voor de identificatie van micro-organismen. In de fytotherapie worden een uit de noten gewonnen lotion en capsules gebruikt om bloedsomloopproblemen en aambeien te behandelen.
Pathologieën
Chancre bactérien du Marronnier
Mineuse du marronnier
Taches foliaires du marronnier
Kenmerken
Groeisnelheid : snel
Theoretische levensduur : 300 jaren
Vereiste helderheid (volgroeid) : Tolerant heliofiel
Affiniteit met bodemtype : vruchtbare en koele bodems
Niet bestand tegen verontreiniging.
Weerstand tegen verzakking : Ja
Type beworteling : swivel daarna kruipend
Afmetingen
Maximale omtrek in deze inventaris : 545 cm
Maximale omtrek geregistreerd in België : 566 cm (1990)
Theoretische bereikbare omtrek : 700 cm
Theoretische minimale omtrek voor de opneming in de inventaris* : 259 cm
Theoretische minimale omtrek om een boom als opmerkelijk te kwalificeren* : 388 cm
Maximale hoogte in deze inventaris : 33 m
Theoretische bereikbare hoogte : 35 m
* Deze criteria worden gewogen op de wijze als omschreven in de methodologie.
Excel export van de bomen van deze soort